DE TORENS VAN HET ZOUT
Thuis heb ik nog een oude kaart.
Ik heb hem jarenlang bewaard.
Het zijn de torens van het zout.
Het is allang verleden tijd,
maar ‘k raak die beelden maar niet kwijt.
Ik was een ventje vier jaar oud…
Ik droom en plots’ling uit het niets
is daar mijn vader op zijn fiets
en ik zit voorop in het zitje.
Matrozenpakje dat ik droeg
als we op zondagmorgen vroeg
vertrokken voor ons vaste ritje.
En langs de Diek van Buurs noar Bookel,
Zag ik die zwatte reuz’n stoan.
Ik was nog klein, hoe kon ‘k toen weet’n
Dat dat veurgood veurbie zol goan……………..
Gravend in mijn vroegste herinneringen zie ik de
Haaksbergerstraat nog geplaveid met basaltblokken en
zonder fietspad. Bij vader voorop fietsen we die af
naar Usselo. Het was niet druk en alleen de gele
bussen van de GTW zorgden ervoor dat vader af en
toen moest uitwijken. Over de es en ter hoogte van
het kerkje, zag je in de verte de eerste boortorens
aan de horizon oprijzen.
Even doorfietsend bereikten we links van de
Haaksbergerstraat; de Oude Buurserdijk, een zandweg
met karrespoor die tussen de heide, dennen en berken
doorliep.
Hier stonden de zwarte houten reuzen met af en toe
een vriendelijk wit geschilderd raampje.
Daar kwam volgens vader ’t zoalt veur de earpl
vandaan.
De bouwwerken maakten op mij altijd een diepe
indruk. Niet alleen hun enorme gestalte maar ook de
door vader omschreven functie zetten mijn grijze
cellen en fantasie aan het werk.
Zondags wanneer wij er fietsten, waren er geen
activiteiten waar te nemen maar in mijn denkwereld
meldden zich hier op maandagmorgen mannen in overall
met schoppen en emmers die welgemoed in het door de
toren geboorde gat afdaalden om op de bodem hun
emmers vol zout te scheppen en deze naar boven te
brengen waar paard en wagen wachtte om ze naar de
zoutfabriek in Boekelo te brengen alwaar ze in de
papieren JOZO zakken die we thuis hadden, werden
verpakt.
Vader hoorde deze versie die ik tot vervelens toe
herhaalde, met een glimlach aan, maar hij verbeterde
me niet. Misschien wist hij zelf de ware procedure
niet of vond hij die voor mij te ingewikkeld.
Vreemd genoeg hebben we het er ook toen ik ouder was
nooit meer over gehad.
Rond de torens vonden we ook altijd uilenballen,
braakballen bestaande uit onverteerbare haren en
botjes van de door uilen verorberde muizen of ander
klein gedierte.
We zijn er ook wel eens in de winter wanneer het
vroeg donker was, gewapend met een zaklantaarn, naar
toe gefietst. Vader scheen dan in het pikkedonker,
straatverlichting was er niet, naar de top van de
toren waar dan in de lichtbundel de ogen van de
uilen oplichtten……. Griezelig en spannend.
Hoe het er werkelijk aan toeging bij de zoutwinning
hoorde ik pas tientallen jaren later.
Hiervoor moeten we even terug naar Delden in het
jaar 1887. Toen liet de baron van Twickel op zijn
landgoed naar zuiver drinkwater boren. Men boorde
tot op een voor die tijd recorddiepte van zo’n 400
meter echter geen drinkwater maar pekelwater aan.
Teleurgesteld liet de baron water van elders komen
dat hij opsloeg in de prachtige watertoren die nu
nog het landschap bij Twickel siert.
Het bericht had wel aandacht getrokken van
zoutzieders en bodemonderzoekers maar echt veel deed
men er niet mee. In 1911 maakte men nog een
proefboring bij Boekelo waar een dikke steenzoutlaag
werd aangetroffen. Maar zelf zout delven was uit den
boze en werd in de Tweede Kamer weggestemd. Pas toen
tijdens de Eerste Wereldoorlog het zout schaars
werd, herinnerde men zich de zoutkorst bij Boekelo
en kreeg ene Ingenieur Vis in 1918 een concessie.
Een jaar later was de Koninklijke Nederlandse
Zoutfabriek te Boekelo een feit.
DE ZOUTWINNING
Het gaat te ver om een hele technische uitleg te
geven maar in het kort komt het hier op neer.
Men boort een gat tot in de top van de zoutlaag. Het
boorgat wordt bekleed met buizen die tot in het zout
reiken. Vervolgens wordt er water in het gat gepompt
dat het zout doet smelten waardoor er pekelwater
ontstaat. Dit wordt weer opgepompt en opgevangen in
reservoirs om gezuiverd te worden. In grote pannen
(20 bij 9 meter) wordt het pekelwater verhit en aan
de kook gebracht waarbij het water verdampt en het
zout overblijft.
In de loop van de jaren is er natuurlijk veel
gemoderniseerd vooral in de verdamping, maar het
principe is nog hetzelfde.
Zo boorde men vroeger met zware boorinstallaties een
gat waarna er een boortoren overheen werd gebouwd.
De hoogte was nodig om de lange buizen en de
hijsinstallatie te bergen.
Nu heeft men mobile boorinstallaties en wordt er ter
bescherming over de afsluiter het kleine bokkenhokje
gebouwd dat we nu overal in Twekkelo aantreffen.
De originele zwarte hoge boortorens zijn ook rond
Usselo en Boekelo verdwenen, net als de fabriek die
naar Hengelo verhuisde en het zoute golfbad dat
jammer genoeg werd opgedoekt.
In Hengelo bij de AKZO staan nog een paar torens die
tot industrieel monument zijn verheven. Een
kunststof replica staat nog bij het Boekelose
stationnetje en ook op het Esrein in Hengelo staat
een namaak die dient als café. Wie in Enschede een
echte, echte wil zien moet naar de UT. Daar heeft de
hockeyclub er een, geschonken door de AKZO, als
kleedkamer in gebruik.