ZWANENSTEEG
Wie nog eens een kijkje wil nemen in de
Zwanensteeg moet alvorens op pad te gaan eerst
even de meest recente plattegrond van Enschede
raadplegen want waar we vroeger direct na de
afslag Oldenzaalsestraat-Minkmaatstraat rechtsaf
het doodlopende steegje in konden, stuitten we
nu op nieuwbouwwoningen en op een
straatnaambordje Begoniastraat…
Heeft men bij de stadsvernieuwing op de Laares
het roemruchte steegje willens en wetens laten
verdwijnen? Gelukkig niet, men is zo verstandig
geweest de naam met een voor de gemeente
ongekend historisch besef te handhaven. Vanaf de
Laaresstraat direct rechts naast de vroegere
danszaal van Engels loopt een straatje tegen wat
garageboxen dood. Dat is de nieuwe Zwanensteeg.
De huidige bewoners mogen hopen dat hun de
ervaringen van het oude steegje bespaard
blijven.
Het begon al rond 1860 toen twee boeren uit
Lonneker op de plek grond hadden gekocht om er
arbeiderswoningen te bouwen. Dat was in die
dagen een lucratieve zaak want Enschede kon de
stroom arbeiders die werk hadden gevonden in de
textiel binnen de stadsgrenzen niet kwijt.
Wie een paar spaarcenten had, kocht in de
gemeente Lonneker zo dicht mogelijk bij de stad
een perceel heidegrond en zette er een rijtje
woningen op voor de verhuur. Sommigen gingen
zelf in een van de huisjes wonen om controle
over het geheel te houden, anderen lieten het
aan de fabrikanten of een makelaar over. Er
waren geen vaste wetten voor de bouw. Van
rooilijnen, bouw en woningtoezicht of een
welstandscommissie was in die tijd geen sprake
dus bouwde men er lustig in het wilde weg op
los. De beide boeren hadden een mondelinge
afspraak gemaakt hoe ze hun huisjes wilden
neerzetten maar een van hen duurde het allemaal
te lang en hij bouwde tegen de afspraak in zijn
rijtje in een voor hem gunstige richting. Dat
was natuurlijk tegen het zere been van de andere
die uit woede zijn rijtje met de achterkant
tegen de voorzijde van zijn concurrent plaatste.
De huurders van de eerste boer moesten dus tegen
achterkant van de andere huisjes aankijken. Met
de bekende Twentse nuchtere humor noemde men het
stukje zandweg tussen de rijtjes “Kiek in ’t
Gatsteeg”.
Het weggetje liep vanaf de Minkmaatstraat naar
de Oosterstraat (toen nog Losserscheweg). Toen
Blijdenstein er zijn fabriek bouwde werd de
doorgang naar de Oostersraat geblokkeerd en liep
het steegje dood. In 1884 breidde Enschede zich
ten koste van Lonneker uit en kwam het steegje
bij de stad. Enschede ordende haar stratenplan
en in eerste instantie werd de komische naam
overgenomen en heette het “Kijk in ’t Gatsteeg”.
In 1899 wilde men van al dat soort rare
bijnamen, waarvan er meer in de stad waren, af
en noemde men het officieel "Zwanensteeg"
Waar
die naam vandaan kwam, is onduidelijk. Misschien
de iets bochtige vorm van het steegje die aan
een zwanenhals doet denken? Op de foto uit eind
jaren veertig waar we richting Minkmaatstraat/
Oldenzaalsestraat kijken, zien we nog duidelijk
hoe het linker rijtje huisjes met het “gat” naar
het rechter rijtje staat.
Ach, wat zegt een naam en wanneer je er prettig
kunt wonen, maakt het toch niet uit.
Maar de naam Zwanensteeg kreeg in heel het land
een beladen naam omdat er op 30 april 1945 een
gruwelijke, drievoudige roofmoord werd gepleegd
die zijn weerga in Twente niet kende. De
landelijke bladen stonden er vol mee. In een van
de huisjes woonden twee ongetrouwde zussen en
hun broer. Het gerucht ging dat ze er warmpjes
bij zaten en dat hoorde ook ene Jan Aanstoot.
Hij werkte bij een kruidenier en kwam er
regelmatig boodschappen bezorgen. Hij wilde
trouwen en had dringend geld nodig en vatte het
plan op om de drie ouderen te vermoorden om zich
van hun bezittingen meester te maken. Op de
bewuste dag begaf hij zich naar het huisje, een
van de zusters liet hem binnen waarna hij haar
direct met een bijl doodsloeg. Hij wachtte
rustig de komst van de andere zus af die in de
tuin bezig was en sloeg ook haar de schedel in.
Toen de broer enige tijd later van zijn werk
thuiskwam wachtte hem hetzelfde vreselijke lot.
Hij begroef de lijken in de tuin.
De buren zagen hem wel graven maar dachten dat
hij een klusje opknapte.
De dagen daarop haalde
hij het hele huis leeg waarbij hij een koffertje
vond met 3000 gulden. Sierraden ruilde met
Canadese soldaten voor sigaretten, meubels sloeg
hij op in een garage. Aan de buren vertelde hij
dat de drie bewoners naar een begrafenis in
Friesland waren, niet terug kwamen en dat hij de
lopende zaken moest afhandelen waaronder een
verhuizing naar Ossenzijl. Als de buren het al
niet vertrouwden, werden ze toch misleid door
een ansichtkaart uit het Friese plaatsje waarop
ze de hartelijke groeten kregen van hun buren.
Die kaart was uiteraard door de dader verstuurd
waaruit bleek hoe doortrapt hij te werk ging.
Het ging twee maanden goed toen rook men in de
buurt een doordringende stank waardoor een
buurman toch argwaan kreeg en op de plek waar
hij Aanstoot in de tuin had gezien, ging graven
en tot zijn afschuw op de al in ontbinding
zijnde lijken stuitte. Al snel viel de
verdenking op Aanstoot die na een zwaar verhoor
bekende maar daarbij nog weer een smerige streek
uithaalde door een totaal onschuldige kennis als
mededader aan te wijzen en te verklaren dat
beiden stom dronken waren geweest, om zo zijn
straf te verminderen. Dit werd na enige tijd
door de recherche ontzenuwd en de moordenaar
werd in eerste instantie veroordeeld tot twintig
jaar maar in hoger beroep tot levenslang…… dat
in 1961 werd omgezet in 25 jaar.
Hoewel ik ongeveer in de tijd waarin zich dit
drama afspeelde geboren ben, was de moord samen
met oorlogsverhalen nog lange tijd onderwerp van
gesprek tijdens verjaardagen en familiebezoek
waarbij wij als kinderen, weggekropen onder de
tafel, de oren op scherp hadden staan.
En zo werd de Zwanensteeg voor mij een plek waar
ik maar liever niet kwam. Ik ben er in mijn
leven slechts een keer geweest toen ik voor mijn
werk een pakje moest bezorgen bij de in het
steegje gevestigde smidse van Wisseborn. De
medewerker die het in ontvangst nam, antwoordde
op een opmerking van mij over het beruchte
verleden van het steegje dat een oude bewoner
hem eens had toegefluisterd dat wanneer in het
late najaar bij volle maan een stormachtige wind
pal uit het noorden waait, een bloedstollende
zwanenzang te horen is waarbij nadat de klok van
de St Jozef 13x geslagen heeft, de twee Lonneker
boeren met hun broek op de enkels uit het niets
opduiken en beurtelings voor elkaars neus bukken
onder het klagelijk opdreunen van de volgende
tekst;
“Kiek mie in ’t gat, kiek oe in ’t gat.
Wat is ’t toch wat, wat is ’t toch wat.
He’j gister broene boon’n had?
Kiek mie in ’t gat, kiek oe in ’t gat
Wat is ’t toch wat, wat is ’t toch wat….
Wie bint ut zat, wie bint ut zat..
Waarna ze na tien minuten rond gedoold te hebben
weer spoorloos verdwenen….
Toen ik bij het weggaan een blik in het door de
druilerige regen mistroostige en verlaten
steegje wierp, geloofde ik hem op zijn woord.
Ik hoop dat ik de huidige bewoners van het
stukje Begoniastraat dat nu op de plek van de
oude Zwanensteeg is gekomen niet de stuipen op
het lijf heb gejaagd en dat ze er geen
“aanstoot” aan zullen nemen…